Bij de samenstelling van de nota Weerstandsvermogen en risicomanagement hebben we een inventarisatie gemaakt van de mogelijke risico's die de gemeenten in het algemeen kan lopen. Deze cijfers zijn geactualiseerd voor de begroting 2018.
De risicokaart (zie het bijlageboek) is als volgt samengesteld:
- de kans dat zich een risico voordoet;
- de mate van inschatting van een risico (goed, redelijk, slecht of niet in te schatten);
- of het een reguliere post of een niet reguliere post betreft;
- het geschat financieel gevolg bij het voordoen;
- welke beheersingsmaatregelen van toepassing zijn;
- het reëel financieel gevolg.
Op basis van die uitgangspunten komen we tot de volgende financiële risico's per programma en de paragrafen:
Omschrijving | Bedrag |
---|---|
Programma 1 Bestuur | 132.024,00 |
Programma 2 Openbare orde en veiligheid | 25.500,00 |
Programma 3 Ruimte | 532.860,00 |
Programma 4 Sociaal domein | 1.397.105,00 |
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien | 146.000,00 |
Overhead | 61.502,00 |
Paragraaf Bedrijfsvoering | 561.681,00 |
Paragraaf Financiering | 0,00 |
Paragraaf Verbonden partijen | 392.791,00 |
Paragraaf Grondexploitatie | 177.000,00 |
Totaal | 3.426.464,00 |
Voor een specificatie van deze bedragen verwijzen we naar de risicokaart in het bijlagenboek.
Deze berekende risico's liggen in de orde van grootte van die van 2017.
De totale risico's zijn berekend op € 3.427.000,00. Ervan uitgaande dat de risico's zich niet tegelijkertijd zullen voordoen is rekening gehouden met 60% van de gekwantificeerde risico's en dat komt dan neer op 60% van € 3.427.000,00 miljoen is € 2.056.000,00.
De invoering van de Jeugdwet, de Wmo2015 en de Participatiewet brengt nieuwe uitdagingen en risico's met zich mee. Bij het opstellen van de primaire begroting 2015 hebben wij op basis van de op dat moment bekende informatie de begroting samengesteld. Bij de uitvoering van de Participatiewet en de (bestaande) individuele voorzieningen Wmo hebben we in de primaire begroting al rekening gehouden met een tekort in 2015. Dat is dus verwerkt in de begrotingscijfers. Voor het overige gaan wij er op dit moment vanuit dat de nieuwe taken in 2018 budgettair neutraal uitgevoerd kunnen worden. Wij zullen de raad in de loop van 2017 en 2018 informeren over de financiële consequenties van de budgetten in het kader van het sociale domein. In ieder geval geeft de door de raad ingestelde reserve sociaal domein ad € 1.100.000,00 nog ruimte om tijdelijke tegenvallers op te vangen.
Daarnaast zijn er twee risico's die betrekking hebben op:
VTH-kwaliteitscriteria
De rijksoverheid heeft gemeenten verplicht kwaliteitscriteria vast te stellen ten aanzien van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving. Landelijk is daarvoor een model ontwikkeld dat als uitgangspunt dient. De daarin opgenomen criteria zijn dusdanig vergaand, dat de gemeente Goirle daar zelfstandig niet aan kan voldoen, zonder zeer omvangrijke kosten te maken. Ook andere gemeenten kampen hiermee. Daarom wordt bezien in hoeverre samenwerking met de gemeenten Oisterwijk, Hilvarenbeek en Loon op Zand er toe zou kunnen leiden dat afdoende aan de kwaliteitscriteria tegemoet kan worden gekomen. Het onderzoek hiernaar is complex en tijdrovend. In de 2e helft van 2017 worden de resultaten hiervan bekend en zal in een implementatieplan duidelijk worden welke mogelijkheden er zijn en welke eventuele extra kosten de gemeenten moeten maken. Ten tijde van het schrijven van deze begroting kan daar nog weinig concreets over worden gezegd.
Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB)
De gemeente Goirle is deelnemer aan deze omgevingsdienst. Jaarlijks wordt een werkprogramma vastgesteld met de taken die de OMWB voor de gemeente Goirle gaat uitvoeren en de kosten die daarmee gemoeid zijn. De laatste jaren is het budget in onze begroting voor de OMWB nagenoeg constant gebleven, terwijl de taakinhoud in het werkprogramma aan wijzigingen onderhevig zijn geweest, bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen in het basistakenpakket en door besluiten van het algemeen bestuur om taken al dan niet verplicht toe te voegen aan de programma.
Dit proces is nog niet afgerond. Verwacht wordt dat in de loop van 2018 deze situatie zich zal stabiliseren. Dan zal bezien worden of het takenpakket en de beschikbare middelen nog met elkaar in verhouding staan. Als wij van mening zijn dat we hier moeten bijstellen, melden we dat bij de Burap of bij het financieel tussenbericht.
Algemene conclusies
Als gemeente streven we er naar de impact van de risico’s te minimaliseren. Dit betekent dat we een weerstandsvermogen beogen dat tenminste voldoende is. Dat komt neer op een ratio van een minimaal weerstandsvermogen tussen de 1,0 en 1,4.
Beschikbare weerstandscapaciteit 7.589 | ||
Ratio weerstandsvermogen = | ▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬▬ | = 2,22 |
Benodigde weerstandscapaciteit 3.426 |
Op basis van deze berekening is de conclusie dat de weerstandscapaciteit ruimschoots voldoende is om de gekwantificeerde risico's op te vangen en hoger dan het gehanteerde uitgangspunt.
Vorig jaar was de ratio 3,76. De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de risico's die we lopen in het kader van de jeugdzorg.